Skip to main content

Opgroeien en levensfasen

In de ontwikkeling van een mens zijn een aantal vaste periodes of fases te onderscheiden die worden gekenmerkt door herkenbare eigenschappen en patronen.

terug

Levensfases

 

Het overgrote deel van de mensen doorloopt de fases in het opgroeien op een normale manier. Het tempo en de grenzen van zo’n fase zijn flexibel en verschillen per persoon. Er kunnen zich problemen voordoen als de ontwikkeling van de ene naar de volgende fase te traag gaat, onvolledig is of zelfs helemaal stil komt te staan. Dit kan het gevolg zijn van een interne verstoring of een reactie op invloeden van buiten. Hierdoor kunnen psychische klachten en problemen ontstaan. 

De OpgroeiPraktijk kan dit beoordelen en je adviseren of het nodig is om nader onderzoek te doen of behandeling te volgen of dat de problemen passen binnen de normale ontwikkeling. In de eerste 20 jaar van het leven vindt de grootste ontwikkeling en verandering plaats, daarna, in de volwassenheid, duren de fases veel langer. Hoe meer veranderingen in korte tijd, hoe meer er “mis” kan gaan. Maar het goede nieuws is dat kinderen veel flexibeler zijn in het opvangen van veranderingen dan volwassenen en dus gemakkelijker kunnen herstellen van evenwichtsverstoringen. Door ontwikkelingspsychologen worden de volgende fases onderscheiden. 

In deze fase leggen kinderen de basis voor vertrouwen en zelfvertrouwen door warme en veilige verzorging. Vanuit deze basis gaan ze op ontdekkingstocht. Ze ontdekken hun handen en voeten en leren deze te bewegen. Ze leren klappen, geluidjes maken, kruipen, zitten, zich optrekken en staan. Kinderen tonen non-verbale emoties zoals lachen en zeggen hun eerste woordjes, zoals 'mama' en 'papa'. Ze leren vooral door ervaring, herhaling en imitatie.
 
Kenmerkende opvoedingsvragen zijn: Mijn kind wil niet in zijn eigen bedje slapen, huilt veel, wil niet eten, maakt weinig contact met zijn omgeving, is angstig, is erg eenkennig, wil alleen door moeder getroost worden, is erg driftig. 

In deze levensfase willen kinderen steeds meer zelf bepalen en zelf kiezen. Ze leren beter praten en kunnen aangeven wat ze willen en hoe ze zich voelen, soms met koppig gedrag als reactie op verbieden. Peuters ervaren emoties zoals schuld, schaamte, trots en jaloezie en leren omgaan met gevoelens van anderen en empathie ontwikkelen. Hun spel is nog egocentrisch, maar ze beginnen fantasierijk te spelen. Zindelijkheidstraining is een belangrijke stap in deze fase.

Kenmerkende opvoedingsvragen zijn: Mijn kind heeft een zeer eigen wil, kan erg driftig gedrag vertonen, wil geen avondeten eten, luistert slecht, is ongehoorzaam, is erg druk, vraag veel aandacht, komt niet af van zijn speen, klimt ’s avonds altijd uit bed, plast nog in zijn bed, is overdag nog niet zindelijk, bijt en slaat andere kinderen, huilt snel, is eenkennig, is erg stil, zoekt weinig contact met andere kinderen. 

In deze levensfase gaan kinderen voor het eerst naar school en leren daar vele nieuwe vaardigheden aan zoals samen spelen en samen delen. Ze maken vriendjes en leren het verschil tussen jongens en meisjes. Met veel fantasie verwerken ze angsten en emoties in fantasiespel. Ze leren zelfstandig activiteiten te ondernemen en ontwikkelen een geweten, al begrijpen ze nog niet altijd waarom iets goed of fout is en experimenteren ze daarmee. 

Kenmerkende opvoedingsvragen zijn: Mijn kind wil ’s avonds niet gaan slapen omdat hij bang is, eet geen groente, wil niet naar school, is erg verlegen, speelt niet met andere kinderen samen, komt niet voor zichzelf op, is jaloers op zijn broertje/zusje, heeft last van driftige buien, wordt snel boos, schopt en slaat andere kinderen, gehoorzaamt slecht, is erg druk, kan zichzelf niet vermaken, moet snel huilen. 

Een schoolkind leert schrijven, lezen, rekenen, sporten, een muziekinstrument bespelen en nog veel meer. Het kind ontwikkelt zich volop en is leergierig. Vertrouwen in eigen kunnen is belangrijk en wordt gestimuleerd door positieve bekrachtiging. Fantasiespel maakt plaats voor realiteit. In deze fase trekken meisjes vooral naar meisjes toe om mee te spelen en jongens naar jongens. Leeftijdsgenoten zijn in deze fase erg belangrijk. Echte vriendschappen worden in deze periode gesloten. Sommige kinderen kunnen rond hun elfde, twaalfde jaar al in de puberteit komen.

Kenmerkende opvoedingsvragen zijn: Mijn kind wordt gepest, is somber, slaapt slecht, heeft faalangst, heeft weinig zelfvertrouwen, kan zich niet goed concentreren, is brutaal, heeft een kort lontje, maakte veel ruzie met andere kinderen, durft niet op andere kinderen af te stappen, toont weinig initiatief, pest andere kinderen, is angstig, kan niet tegen zijn verlies. 

De puberteit is een periode van intense verandering en groei, waarin het lichaam zich snel ontwikkelt en seksuele kenmerken beginnen te verschijnen. Het is een tijd van ontdekking en zelfreflectie, waarin jongeren zichzelf vragen stellen over hun identiteit en toekomst. Gedurende deze fase ervaren ze vaak een mix van onzekerheid en zelfvertrouwen, en zoeken ze naar een balans tussen deze tegenstrijdige gevoelens. Ze hechten veel waarde aan vriendschappen en beginnen zich meer te richten op hun vriendschappen dan op hun ouders. 

Kenmerkende opvoedingsvragen zijn: Mijn kind heeft een eetprobleem, is faalangstig, heeft een passieve houding, heeft moeite met plannen en organiseren, is brutaal, zit alleen maar achter de computer, slaapt slecht, is onzeker, heeft een negatief zelfbeeld, is grenzeloos, is te dik, wordt gepest, piekert veel, heeft moeite met het maken en onderhouden van contacten, is minder zelfstandig. 

De adolescentie is de overgang tussen de jeugd en de volwassenheid. Een adolescent leert omgaan met regels, afspraken en conflicten en is vooral bezig met zelfstandig worden. In deze fase is de jongere erop gericht om wederkerige en intieme relaties op te bouwen. Hij gaat relaties aan die hem of haar in staat stellen intimiteit te delen zonder de ander te domineren of gedomineerd te worden. 

Kenmerkende problemen en opvoedingsvragen zijn: Twijfel over studiekeuze, onzekerheid over toekomstbeeld, onzelfstandigheid, twijfels over seksualiteit, zit maar alleen voor de televisie en/of achter de computer, heeft weinig contact met leeftijdsgenoten, heeft een negatief zelfbeeld, is onzeker, piekert veel, heeft last van angsten. 

Een jong volwassene leert omgaan met regels, afspraken en conflicten en is vooral bezig met zelfstandig worden. In deze fase is de jong volwassene erop gericht om wederkerige en intieme relaties op te bouwen. Hij gaat relaties aan die hem in staat stellen intimiteit te delen zonder de ander te domineren of gedomineerd te worden. 

Kenmerkende hulpvragen: Al mijn vriendinnen worden gevraagd maar ik niet, zo wil ik niet verder, ik doe hartstikke mijn best maar ben nu al uitgeput, ik word niet gewaardeerd door mijn baas, we zitten opgesloten in een klein appartement, vroeger was het weekend leuk nu loop ik achter de luiers aan, ik voel me leeg, ik heb een huilbaby, mijn schoonvader is een hork, mijn partner houdt te weinig rekening met mij, ik zie het niet meer zitten. 

De fase van volwassenheid kenmerkt zich door de levensbepalende binding en door veel inzet en opbouw. Het is de tijd van definitieve partnerkeuze, beroepskeuze, woonplaatskeuze, financiële verplichtingen aangaan en niet in de laatste plaats kinderen krijgen. De volwassene schuift in deze fase een generatie op. In deze fase worden, al dan niet weloverwogen, beslissingen genomen die zeer bepalend zijn voor de verdere ontplooiingsmogelijkheden. 

Kenmerkende hulpvragen: Maak ik de juiste keuzes, waarom lopen mijn relaties steeds stuk, ik ben perfectionistisch en toch lukt het me niet, mijn partner is er nooit, ik voel me uitgeput, zie het niet meer zitten, ik kan het niet meer aan, ik voel me eenzaam, ik ben een mislukkeling, ik heb altijd ruzie met iedereen.